Daarom gaat de contextbegeleider vanaf de start van de begeleiding samen met de ouders en kinderen op zoek naar wie voor hen belangrijk is. Zij heeft daarbij veel aandacht voor hoe iedereen zich voelt in de relaties met de anderen. Indien mogelijk helpt zij om banden te versterken en oude kwetsuren te helen.
Een andere reden om intensief samen te werken met de familie is dat we in Sporen vinden dat kinderen het recht hebben om hun familiale en culturele banden te behouden. We vinden ook dat familieleden recht hebben op contact met de kinderen. Ze mogen opvolgen hoe het met hen gaat, ook als ze in een leefgroep verblijven. Het zijn de ouders en de familieleden die het best instaan voor het welzijn en de veiligheid van de kinderen. Als begeleiders moeten we de capaciteiten die zij hiertoe hebben, erkennen en moeten we hen ondersteunen om deze verder uit te bouwen.
In Sporen doen we dit onder meer door de personen uit de omgeving als groep samen te brengen in familieberaden. Tijdens deze beraden wordt er gewerkt aan (veiligheids)plannen die de situatie van de kinderen verbeteren. Familieleden nemen er samen de verantwoordelijkheid op voor de kinderen door het maken van afspraken. Het doel is dat ze dit blijven doen als de hulpverlening beëindigd is. De veerkracht en de hoop van het gezin kan groeien omdat een hele groep hen aanmoedigt om de situatie te veranderen.
Iedereen neemt een andere rol op vanuit haar eigen capaciteiten en vanuit haar unieke band met de kinderen en de ouders. Familieleden kunnen als steunfiguren van elkaar ook elkaars taken overnemen wanneer dit nodig is.