Niets is zo bepalend voor een begeleiding als de kwaliteit van de contacten tussen iedereen die samenwerkt. Als we aan ouders vragen wat hen het meest heeft geholpen, hebben ze het vaak over de begeleider waarmee ze konden praten, die echt naar hen luisterde en over de steun die ze hebben ervaren. Ook kinderen verlangen naar steunfiguren bij wie ze terecht kunnen als het moeilijk gaat. Waar ze ook kwetsbaar bij mogen zijn, gevoelens mogen tonen en fouten kunnen maken

De relatie met de gezinsleden helpt de begeleider om moeilijke situaties en onderwerpen niet uit de weg te gaan, om zorgen op tafel te (blijven) leggen, om doelen vast te houden en ouders telkens opnieuw te vragen om de volgende kleine stap te zetten. Vanuit de verbinding kan het kind of de ouder de begeleider soms ook doen voelen wat ze doormaakt, als ze hier moeilijk woorden voor kan vinden

Ook de relaties tussen de verschillende hulpverleners rondom het gezin hebben een grote invloed op het verloop van de begeleiding. Hoe kunnen zij de begeleiding samen met het gezin vorm geven, ook als ze erg verschillende werkkaders en denkwijzen hebben?

Lees hier meer over onze uitgangspunten voor partnerschap

Naast en bij de andere zijn

De afstemming met anderen start telkens al tijdens de eerste contacten. Je wil elkaar leren kennen: wie zit er voor mij, wat vindt zij belangrijk, hoe kunnen wij contact maken met elkaar?

Ook tijdens de verdere begeleiding helpt het om telkens eerst te doen wat echt nodig is. Soms is dit gewoon naast en bij de andere zijn. Onze aandacht richten op wat de andere wil vertellen en haar de tijd en ruimte geven om zich volledig te uiten en begrepen te weten. Het erkennen hoe ongelofelijk moeilijk de andere het heeft, zonder meteen naar geruststelling, advies of doelstellingen te gaan.

Bij dit aanwezig zijn mag de contextbegeleider gerust laten merken wat de situatie met haar doet. Zij stelt zich kwetsbaar op door als persoon aanwezig te zijn in het gesprek. 

jongere en begeleider

Bewust omgaan met taal

Hoe goed verbindingen tot stand komen heeft ook te maken met de lichamelijke taal en de woorden die gebruikt worden en met de inhoud die in de gesprekken mogelijk is.

Een heleboel lichamelijke elementen hebben een invloed op ons contact. Het gaat dan om onze gebaren, houdingen, gezichtsuitdrukkingen, blikken, tranen, bewegingen en ook om het volume, de klankkleur, het tempo, het ritme en de emotionele impact van de gekozen woorden.
Lichamelijke signalen voegen iets belangrijk toe aan de woorden die we gebruiken en maken een verbinding op een ander niveau mogelijk. We reageren ook eerst met ons lichaam op de verhalen van anderen (we knikken, we zuchten, we kijken weg) en ons lichaam begrijpt signalen voordat onze hersenen ze hebben verwerkt.

Daarnaast weten we dat het helpt als de contextbegeleider in concrete taal spreekt en als zij schrijft over de dagelijkse dingen die ouders en kinderen wel en niet doen. Dit wil zeggen niet in labels (bv. deze jongen is hechtingsgestoord) of vakjargon (bv. mama moet beter leren structureren). Zij houdt haar zinnen zo simpel mogelijk, omdat stress het begrijpen van ingewikkelde boodschappen moeilijk maakt.

Rekening houden met ons buikgevoel

mannetjes in verbinding

De afstemming met anderen gebeurt vooral op basis van ons buikgevoel. Dit gevoel wordt voor een groot deel bepaald door onze emotionele lichamelijke spanning of arousal. Deze spanning geeft ons een spontaan en direct signaal over hoe we een bepaalde situatie moeten inschatten: oké, niet zo oké of helemaal niet oké. Ons lichaam maakt energie vrij om gepast te reageren. Zolang de spanning binnen de perken blijft, kunnen we luisteren, spreken met elkaar, ons verplaatsen in de andere, redeneren,… Als de spanning te hoog of te laag wordt, staat de soepele verbinding tussen ons hoofd en buik onder druk en wordt dit veel moeilijker. 

Veelal onbewust nemen we het spanningsniveau van onze gesprekspartner over. Als deze erg opgewonden is, gaan we zelf ook sneller spreken en reageren. Als deze erg traag of futloos is, moeten we ons best doen om zelf actief te blijven.

Om gezinnen goed te kunnen helpen moeten we daarom in verbinding blijven met en aandacht hebben voor ons eigen lichaam en onze emotionele reacties. Een rustgevende stem en een vriendelijk gezicht kan het veiligheidssysteem in de hersenen van de andere engageren.  Begeleiders die zelf veel kunnen dragen, kunnen niet alleen veiligheid installeren in de samenwerking. Ze zijn ook in staat om gezinnen te helpen groeien.

Ons buikgevoel wordt, naast door onze lichamelijke spanning, ook bepaald door onze intuïtieve kennis. Onze intuïtieve kennis over ouders en kinderen en familieleden is wat we onthouden uit onze contacten met hen en uit de gevoelens die deze contacten opriepen. Ook de ervaringen die anderen met het gezin en de familie hadden kunnen een rol spelen. Vanuit dit weten voelen we het gedrag van de andere aan en reageren we op een sensitieve manier. De intuïtieve kennis die we over onszelf hebben komt vanuit onze eigen behoeften en verlangens, onze hechting, onze eigen ervaringen en de thema’s die spelen in ons leven.

Vaak zijn we ons niet bewust van ons buikgevoel. Toch is het belangrijk om er af en toe naar te luisteren en alleen of samen met anderen verbinding te leggen met wat er gebeurt: Wat maakt dat ik dit zo spannend vind? Wat zorgt er in deze situatie voor dat ik zo reageer? 
Meer inzicht in ons gevoel kan ons helpen om meer emotioneel in verbinding te zijn met anderen. Vooral in situaties waar de spontane afstemming de mist in gaat.

Ook Lynn Hoffman schreef over hoe onze gesprekken en verhalen worden gekleurd door wat er niet logisch gezegd kan worden. Lees haar verhaal over een nieuw licht aan de horizon... the art of with-ness.


Bronnen:
Morisse, F., De Belie, E., Blontrock, M., Verhasselt, J., & Claes, C. (Red.) (2017). Emotionele ontwikkeling in verbinding. Coachingsmethodiek voor begeleiders van cliënten met probleemgedrag. Antwerpen: Garant Uitgevers N.V.
Rober, P. (2017). Samen in gezinstherapie. Antwerpen: Pelckmans Pro.
Rosenberg, M. B. (2011). Geweldloze Communicatie. Rotterdam: Lemniscaat B.V.

SOS Kinderdorpen & Cachet VZW. (2017). ‘Wij zijn gewone jongeren in een ongewone situatie. Ervaringsdeskundigen aan het woord: waar moet jeugdhulp heen volgens jongeren zelf?’.
Steens, R. (2016). Contextbegeleiding gestript. Praktijkhandboek. Antwerpen: Jeugdzorg Emmaüs.
van der Kolk, B. (2016). Trauma Sporen. Eeserveen: Uitgeverij Mens!